Blog

Broek aftrekken bij vrouwelijke collega is geen grap, maar grensoverschrijdend gedrag!

In Limburg stonden de krantenartikelen er afgelopen week vol mee: de “grap” bij Nedcar en hoe deze grap leidde tot een (geldig) ontslag op staande voet.

Feiten
Werknemer was sinds 2018 in dienst als productiemedewerker. Op 7 september 2022 heeft werknemer tijdens het productieproces (en tijdens werktijd) de broek van zijn vrouwelijke collega in het bijzijn van collega’s omlaag getrokken, waardoor zij in blote billen op de werkvloer is komen te staan. Op 8 september 2022 vindt er een gesprek tussen de werknemer en werkgever plaats en biedt werknemer zijn excuses aan: het was een slechte grap en er was geen aanleiding voor deze handeling. Na een gesprek op 9 september gaat werkgever per brief van 9 september over tot een ontslag op staande voet. Hiertegen verweert werknemer zich.

Casus
De kantonrechter diende zich te buigen over de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven? Dit is aan de orde als er sprake is van een dusdanige dringende reden dat voortzetting van het dienstverband in redelijkheid niet van werkgever gevergd kan worden. Simpelgezegd: het gedrag van werknemer moet dusdanig ernstig zijn dat het in dienst houden van deze werknemer niet gevraagd kan worden van werkgever. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van werknemer, zoals diens leeftijd, de aard en duur van het dienstverband en de gevolgen van het ontslag op staande voet. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van de persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.

Werknemer stelt dat zijn gedrag niet ernstig genoeg is omwille van de volgende redenen:

  1. Er was een ruwe cultuur en er werden vaker dit soort grapjes gemaakt. Dit wordt door werknemer niet nader onderbouwd. Werkgever geeft aan dat dit niet de cultuur is en wijst op het personeelsreglement, er hangen borden in de productiehal en werknemers volgen een bedrijfstraining over gewenst gedrag. De kantonrechter stelt vast dat de stellingen van werknemer nergens uit blijken.
  2. Volgens werknemer blijkt nergens uit dat de vrouwelijke collega het gedrag als vervelend heeft ervaren. De werkgever betwist dit. Volgens de kantonrechter is het niet relevant hoe de andere partij het gedrag ervaart. Verder ligt het voor de hand dat als een vrouw met blote billen op de werkvloer komt te staan, dat zij hiervan ontdaan is.
  3. Werknemer stelt dat hij ongelijk wordt behandeld. Er zouden andere mannelijke en vrouwelijke collega’s zijn die hetzelfde gedrag vertonen en die zelfs het “plan” met hem bedacht hebben. De stellingen worden nergens mee aangetoond.


Verder geeft werknemer aan dat het ontslag op staande voet te zwaar is. Zijn schulden zouden oplopen door het ontbreken van vast inkomen. Een overplaatsing was voldoende geweest volgens werknemer. Werkgever wijst in dit verband op de samenstelling van het grote gevarieerde personeelsbestand: werkgever kan het zich gelet hierop niet permitteren dat het idee ontstaat dat zulk gedrag getolereerd wordt.

De kantonrechter is van oordeel dat – gelet op deze personeelssamenstelling – een sanctie die aan duidelijkheid niets te wensen over laat op z’n plaats is. Daarnaast snijdt het verweer van werknemer t.a.v. de schulden geen hout. Deze dateren nog van uit de periode dat werknemer salaris had en de schulden zijn opgelopen door deze te laat te betalen.

De kantonrechter oordeelt dat het gedrag dermate ernstig is dat het ontslag op staande voet geldig is gegeven.

Meer informatie over dit onderwerp? Neem contact op via info@beckers-juridischadvies.nl of 0649841985.