Onlangs deelde ik in een post een aantal tips voor werkgever hoe om te gaan met een opzegging van werknemer. In deze column zal ik een uitspraak bespreken die bij mijn laatste kwartaalcursus aan de orde kwam.
Wat speelde in deze zaak?
De werknemer was per 1 juni 2022 voor bepaalde tijd in dienst met een duur van 1 jaar. Op 29 september 2022 geeft de werknemer mondeling aan te willen stoppen. Een paar dagen later moet de werknemer overgeven en stuurt de werkgever hem naar huis. De moeder van werknemer belt vervolgens naar werkgever om haar zoon ziek te melden en de opzegging terug te draaien. Na het telefoontje bevestigt de werkgever schriftelijk de opzegging. De werknemer was het hier niet mee eens en startte de procedure bij de kantonrechter op.
Hoe oordeelde de kantonrechter?
De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging. Er stond namelijk in de arbeidsovereenkomst een vormvereiste: de opzegging moest schriftelijk geschieden. Bovendien had de werknemer niet gezegd wanneer hij wilde stoppen en was het volgens de kantonrechter aannemelijk dat de werknemer al lichamelijke klachten had. Volgens de kantonrechter had de werkgever meer onderzoek moeten doen naar de opzegging van werknemer.
Wat kan de ondernemer leren van deze uitspraak?
De kantonrechter benadrukt dat de werkgever écht moet nagaan of de opzegging gewenst is voor de werknemer. Er mag geen twijfel bestaan over de vraag of de werknemer bedoeld heeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen en de gevolgen heeft beoogd. Daarnaast is het goed om als werkgever na te gaan of er in de arbeidsovereenkomst geen vormvereiste staat (veelal wel het geval). Tot slot dient een werkgever bij een zieke/arbeidsongeschikte werknemer extra voorzichtig te zijn. Wijs de werknemer op de gevolgen van de opzegging (schriftelijk) en ga na of de werknemer écht wil opzeggen.
Heb jij naar aanleiding van deze column vragen over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op via info@beckers-juridischadvies.nl of 06 498 41 985.