Blog

Wanneer sport en recht elkaar ontmoet – in dienst of niet?

Voor het eerst een column over een zaak van mijzelf: “de Ramos zaak”. Ik heb het enige tijd laten rusten, omdat er al zoveel geschreven en gezegd is door anderen. Door alle onrust die deze zaak heeft veroorzaakt, is de verhelderende en mooie juridische uitkomst van de beschikking helaas op de achtergrond geraakt. In mijn nieuwe column vestig ik juist wel weer wat aandacht op deze juridisch mooie beschikking.

Iedereen die mij een beetje kent weet dat ik een enorme sportfanaat ben. Ik ben opgegroeid met een vader als (amateur) voetbaltrainer en heb menig wedstrijd van de zijlijn meegekeken. Vanwege mijn interesse in de sportwereld beoordeel ik ook regelmatig verschillende contracten in de semi prof/ amateur en profwereld. Toen João mij dan ook in juni vorig jaar benaderde met deze zaak was ik gelijk getriggerd. Ik wist namelijk hoe de zaken juridisch geregeld moesten worden en wist ook dat de situatie van João niet geregeld was conform het Nederlandse arbeidsrecht.

Eerst even over de casus. João Ramos is een Portugese handballer die vanaf augustus 2014 voor de Stichting Tophandbal Zuid-Limburg (hierna: “LIONS”) handbalde. De LIONS hanteerden voor alle spelers een “spelersovereenkomst” van telkens ofwel 1 jaar ofwel 2 jaar. In deze overeenkomst stonden allerhande verplichtingen voor João opgenomen en stond ook zijn vergoeding ad € 1.850,00 netto (excl. auto) benoemd.

In december 2022 wordt door het bestuur aangegeven dat zij weer graag onder dezelfde voorwaarden met João verder willen gaan voor het seizoen 23/24. In januari 2023 raakt João echter ernstig geblesseerd en scheurt zijn kruisband af. Deze blessure staat gelijk aan minimaal 9-12 maanden herstel. Dit was voor LIONS reden om João in mei 2023 mede te delen dat zijn contract per 1 juli 2023 zou eindigen en toch niet verlengd zou worden. João kon volgens de LIONS wel gedurende zijn herstel onderdeel uitmaken van de trainersstaf. Hiervoor zou hij een vergoeding krijgen van ongeveer 15-20% van zijn salaris en dan moest hij (ongeveer) 4x per week op en neer van Weert naar Sittard rijden. Voor João kwam dit in feite neer op een vergoeding die zijn reiskosten nog niet zou dekken. Toen João dit weigerde werd door het bestuur ook nog aangegeven dat João in mei en juni 2023 maar 50% betaald zou krijgen. Omdat João in mei 100% van zijn salaris al had ontvangen, zou hij in juni 2023 daarom geen salaris ontvangen.

João kon zich met deze houding van het bestuur niet verenigen en heeft mij vervolgens verzocht om hulp. Ik stelde mij vervolgens – kortgezegd – op het standpunt namens João dat er 1) een arbeidsovereenkomst was, 2) dat deze voor onbepaalde duur was (gelet op de duur van 9 jaar) én 3) dat João arbeidsongeschikt was. Gelet op voorgaande kon de LION hem naar mijn mening niet ontslaan c.q. zijn contract niet te verlengen. De LIONS erkende deze standpunten niet. Er zou geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst, maar van een spelersovereenkomst. Ondanks diverse pogingen konden wij geen overeenstemming met het bestuur bereiken. João kon daarom niet anders dan de procedure opstarten. In de procedure vordert hij – kortgezegd – zijn salaris over juni 2023, een billijke vergoeding, de transitievergoeding en de proceskosten.

De grondslag voor deze vorderingen was ons standpunt dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter heeft vervolgens tijdens de zitting zeer uitgebreid de verschillende aspecten van een arbeidsovereenkomst (art. 7:610 BW) doorlopen:

1) Is er sprake van arbeid?

João verrichte sinds 1 augustus 2014 onafgebroken werkzaamheden. João diende – uiteraard – alle wedstrijden en trainingen (behoudens uitzonderingen) naar beste kunnen bij te wonen. Bij blessures diende João ook aan bepaalde verplichtingen – opgelegd in de spelersovereenkomst – te voldoen en kreeg João ook 100% doorbetaald. Daarnaast diende João ook nog wat nevenactiviteiten (training geven aan jeugd, promotieactiviteiten) te verrichten. De kernactiviteiten waren echter het spelen van de wedstrijden en het bijwonen van de trainingen. De kantonrechter oordeelde dat deze kernactiviteiten zich kwalificeren als arbeid in de zin van art. 7:610 BW. De kantonrechter overwoog hierbij dat arbeid zowel van geestelijke als lichamelijke aard kan zijn, en vrijwel elke willekeurige bezigheid kan betreffen. Het feit dat amateursporters dezelfde activiteiten (kunnen) beoefenen als het gaat om het spelen van wedstrijden en om deelname aan trainingen, maakt niet dat die activiteiten niet als arbeid kunnen worden gekwalificeerd. Dat zou immers betekenen dat (semi)professionele sporters niet op grond van een arbeidsovereenkomst werkzaam kunnen zijn, omdat hun activiteiten niet als arbeid in de zin van artikel 7:610 BW worden gekwalificeerd.

Volgens de LIONS vertegenwoordigde de werkzaamheden van João geen economische waarde. Dit deed echter volgens de kantonrechter ook niet ter zake. Waar het volgens de kantonrechter om gaat is of de activiteiten reëel zijn, in die zin dat deze in het belang zijn voor de LIONS. Dat is hier natuurlijk evident het geval.

2) Is er sprake van een gezagsverhouding?
In de spelersovereenkomst stonden allerhande verplichtingen opgesomd (gedragsregels, maar ook bepalingen over blessures, over afmeldingen tijdens trainingen, over nevenactiviteiten etc). Volgens João bleek hieruit alleen al de gezagsverhouding. Bovendien is in de sportwereld logischerwijze sprake van een gezagsverhouding. De speler bepaalt immers niet de opstelling, de invulling van de trainingen, het trainingsschema, de aanstelling van de trainer en het beleid. Dit bepaalt het bestuur, de werkgever.

De LIONS betoogde o.a. dat João vrij was om wel of niet naar een training en/of wedstrijd te komen. De kantonrechter prikte hier echter doorheen. In de spelersovereenkomst stond namelijk opgenomen dat er een boete kon worden opgelegd bij niet geoorloofde absentie. Ook bij disfunctioneren kon de LIONS besluiten om de vergoeding niet te voldoen aan João. Uit het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de LIONS op diverse manieren toezicht had op en invloed uitoefent op de wijze waarop João zijn activiteiten verrichte en dat de LIONS in dat kader ook instructies konden geven. Hierbij had João geen, dan wel nauwelijks eigen ruimte. Er was dus duidelijk sprake van een gezagsverhouding.

3) Is er sprake van loon?
João ontving een bedrag ad € 1.850,00 netto per maand en dit maandelijks bedrag werd door de LIONS gebruteerd. Elk jaar ontving João een jaaropgave en diende João zijn salaris door te geven bij de belastingdienst als inkomen bij werkgever. Daarnaast had João ook nog een auto van de zaak. De LIONS stelde dat het bedrag ad € 1.850,00 netto een onkostenvergoeding was en dat zij dit van de Belastingdienst moest bruteren. Dit standpunt hield bij de kantonrechter geen stand. De vergoeding van João oversteeg namelijk zijn daadwerkelijke onkosten enorm. Van een onkostenvergoeding was dus geen sprake.

Daarnaast was van belang dat spelers bij blessure 100% doorbetaald kregen. Dit werd in het verleden bij João ook zo gedaan en bij collega spelers ook. Dit ligt volgens de kantonrechter niet voor de hand in het geval de vergoeding uitsluitend strekt ter dekking van onkosten. Volgens de kantonrechter is er gelet op de feiten in dit dossier evident sprake van loon in de zin van art. 7:610 BW.

Op basis van voorgaande kwam de kantonrechter tot het oordeel dat de spelersovereenkomst niet anders dan als een arbeidsovereenkomst kunnen worden gekwalificeerd. Dit betekent dat al sinds 1 augustus 2014 sprake was van telkens opvolgende arbeidsovereenkomsten en dat op grond van artikel 7:668a BW inmiddels een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan.
Deze conclusie van de kantonrechter leidde ertoe dat de ingestelde vorderingen grotendeels (behoudens een klein gedeelte billijke vergoeding) volledig zijn toegekend.

Voor mij was deze uitkomst eerlijk gezegd niet echt een verrassing. De feiten waren wat mij betreft duidelijk. Toch is het goed voor de praktijk dat er verduidelijking is en dat de kantonrechter een uitgebreide beschikking heeft geschreven waarin de (semi/ professionele en amateur) sportwereld wordt getoetst aan het arbeidsrecht.

Een iets uitgebreidere column dan normaal, maar dit komt natuurlijk omdat ik mij enorm betrokken voel bij het dossier en de persoon João. Ik ben trots op het resultaat, maar ook op de manier waarop João het hele proces heeft doorgestaan.

Als club hulp nodig bij het correct opstellen van de overeenkomsten en/of het beleid? Of meer informatie over het arbeidsrecht binnen de sportwereld? Neem dan contact op via info@beckers-juridischadvies.nl of 06 498 41 985.