In 2021 heeft de Hoge Raad in het 1e Didam arrest bepaalt dat de overheid het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Kortom, een overheid moet ruimte bieden aan overige gegadigden om mee te dingen. Op 15 november 2024 is het tweede arrest gewezen.
Wat kunnen we leren van dit 2e arrest?
- Het gelijkheidsbeginsel was altijd al van toepassing. Het betoog van de Gemeente dat pas vanaf het arrest mededingingsruimte geboden had moeten worden faalt. Het Didam arrest heeft dus in feite terugwerkende kracht.
- Handelen in strijd met het Didam arrest is geen strijd met dwingende wetsbepalingen (zoals bedoeld in 3:40 lid 2 BW). Ook hebben de Didam regels niet de strekking om de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen nietig te verklaren of te vernietigen. Gesloten overeenkomsten blijven dus in stand en kunnen niet worden aangetast.
- Wel handelt de overheid onrechtmatig tegen potentiële gegadigde(n) die geen gelijke kans heeft gekregen, indien de Didam regels niet in acht worden genomen. Dit kan het overheidsorgaan schadeplichtig maken.
- Ook zou de gedupeerde de (ver)koop blokkeren. Dit kan echter alleen als er nog geen verplichting tot levering is en/of er nog geen levering heeft plaatsgevonden.
- Ook werd nogmaals bevestigd dat indien er slechts één serieuze gegadigde is dat dit voornemen tot verkoop tijdig bekend worden gemaakt op zodanige wijze dat eenieder daarvan kennis kan nemen.
Hoe nu verder? De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Hof om zich er weer over te buigen. Er zijn al heel wat vragen beantwoord door de Hoge Raad, maar er staan nog wat vraagstukken open. Ook zal in de praktijk moeten blijken hoe met de schadevergoedingsplicht wordt omgegaan. Ik ben ook benieuwd naar de toekomstige rechtspraak op dit vlak.
Zodra er meer over te vertellen is, zal ik dat hier uiteraard weer delen.
Meer informatie nodig over dit onderwerp? Neem dan contact op via info@beckers-juridischadvies.nl of 06 498 41 985.