Blog

Wanneer start de fictieve opzegtermijn bij het ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst?

Er zijn verschillende uitspraken verschenen in 2024 over de start van de fictieve opzegtermijn. De meest recente uitspraak is een uitspraak van de Rechtbank van 19 december 2024. Dit is een uitspraak van de bestuursrechter (en dus niet de kantonrechter).

De situatie is als volgt: partijen hebben eind maart gesprekken met elkaar en hierin spreken ze met elkaar af dat het dienstverband zou eindigen. Op 13 april mailt werknemer en hierin zegt hij o.a. “ik wil afronden bij werkgever, zodat ik ook iemand kan inwerken” “ik zie de vso graag tegemoet”. Er wordt hierin dus door de werknemer bevestigd dat het eindigt, maar verder wordt hier niets in geregeld. 4 dagen later mailt de werkgever terug: “er komt nog iemand terug op de vso” “ik kijk uit naar onze laatste periode samen”. Uiteindelijk wordt pas op 19 juni 2024 de vso getekend. De werknemer vraagt vervolgens per 1 juli 2024 ww-uitkering aan.

Het UWV geeft als beoordeling aan dat de opzegtermijn pas is gestart na 19 juni 2024. Toen stond namelijk pas vast onder welke afspraken partijen uit elkaar zouden gaan. Werknemer zou volgens het UWV daarom pas op 1 september 2024 aanspraak maken op een uitkering. De werknemer gaat in beroep bij de bestuursrechter. Deze rechter is het vervolgens eens met werknemer. De opzegtermijn vangt volgens de rechter al aan op 17 april 2024. De datum waarop werkgever reageerde op werknemer. Uit het mailverkeer blijkt namelijk volgens de rechter dat partijen het erover eens waren dat het dienstverband zou eindigen. De bestuursrechter kijkt heel erg naar artikel 19 lid 3 WW: de datum waarop de beëindiging schriftelijk is overeengekomen (dit kan ook per email). De rechter zegt eigenlijk dat er sprake is van aanbod en aanvaarding. De rechter hecht er geen waarde aan dat er geen nadere afspraken zijn gemaakt.

Zelf verbaasde ik mij enorm over de inhoud van deze uitspraak. Er is immers nog geen enkele afspraak tussen partijen gemaakt. Ook is er voldoende jurisprudentie waarin anders is geoordeeld (weliswaar door kantonrechters in verband met de start van de bedenktermijn).

Het is wel een hele interessante uitspraak om over te discussiëren, maar ik zou niet durven te vertrouwen op deze uitspraak. Ik denk dat dit nog wel een vervolg zal krijgen. In de praktijk zou ik er altijd – voor zover mogelijk – voor zorgen dat de kernafspraken en de handtekening van de vso nagenoeg parallel lopen. Zo kan er geen discussie met het UWV ontstaan of een discussie over wanneer de bedenktermijn van de werknemer is gestart.

Vragen over dit onderwerp? Neem contact op via info@beckers-juridischadvies.nl of 06 498 41 985.